9. Vrije vakbonden zijn de tegenmacht

Multinationals en bigdatabedrijven hebben een wereldwijde strategie

De tijd dat bedrijfsbeslissingen op nationaal niveau werden genomen, ligt ver achter ons. Grote bedrijven zoals Amazon, Meta, Uber, Lufthansa, Maersk, Keolis, DSV, DFDS, Swissport, Aviapartner, Ryanair, PSA, DP World en Hutchinson zijn actief over heel de wereld en hebben vaak veel politieke invloed. De politieke invloed van die bedrijven moet trouwens zeker niet onderschat worden. Zie de rol die Facebook en X (vroeger bekend als Twitter) spelen in het politieke debat, waarbij ze beslissen welk soort berichtgeving al dan niet toegelaten wordt op hun platformen.

Zij beslissen of Donald Trump wel of niet kan doorgaan met zijn giftige politieke propaganda op Facebook en X. Zij bepalen de algoritmen – die vaak niet transparant zijn – die bepalen welke politieke content op jouw sociale media aan bod komt. Zij wegen overduidelijk op de politieke agenda. Zie ook hoe Uber erin geslaagd is de taxi­ regelgeving in verschillende landen weg te vegen of op maat te laten herschrijven. Ook in België gebeurde dat: verschillende decreten die de taxi­ industrie regelden, werden gewoon aangepast om Uber toe te laten op de taximarkt.

Daarom kan het belang van internationaal syndicalisme niet overschat worden. Als ‘zij’ een wereldwijde strategie hebben, dan moeten ‘wij’ er ook een hebben. Vakbonden moeten uiteraard georganiseerd zijn op bedrijfs-, sectoraal en nationaal niveau om de rechten van werknemers optimaal te verdedigen. Daar ligt hun machtsbasis. Maar als we niet in staat zijn om gemeenschappelijke benaderingen en gedeelde strategieën te ontwikkelen. Als we geen ervaringen uitwisselen, geen informatie delen en niet samenwerken op internationaal niveau, zijn we gedoemd om aan de verliezende kant van de geschiedenis te staan.

Beursgoeroe Warren Buffett zei ooit: “Ja, er is een klassenstrijd en wij zijn aan de winnende hand”. Ons antwoord zou moeten zijn: “Neen, we vechten terug!” De medailles worden aan de eindmeet uitgedeeld, en wij gaan voor goud!

Het IVV moet meer en beter!

De International Trade Union Confederation (ITUC) moet een internationale organisatie worden die klaar is om de wereldwijde uitdagingen aan te gaan waarmee vakbonden worden geconfronteerd. De organisatie en haar leiderschap moeten dynamisch, flexibel, relevant, visionair en verenigend zijn. Bovendien moet dat leiderschap onbesproken zijn. De negatieve gevolgen van de mogelijke corruptie in het Qatar-dossier moeten een les zijn, hoewel de beschuldigingen nog bewezen moeten worden. Sowieso moeten we het intern functioneren op alle niveaus transparant en vrij van beïnvloeding organiseren.

Vakbonden hebben nooit iets gekregen door er vriendelijk om te vragen. Integendeel, we kregen dingen voor elkaar omdat we ervoor vochten.
Daarom moeten we, naast ons lobbywerk, meer nadruk leggen op campagne voeren. En dat met een sterk aangepaste strategie. Onderhandelen wanneer mogelijk, actie ondernemen wanneer nodig.

Een strategische aanpak betekent concrete doelen stellen en een duidelijk stappenplan opstellen om ze te bereiken. We moeten ons daarbij richten op de multinationale ondernemingen en we moeten dat samen doen, over de landsgrenzen heen.

‘Vakbonden hebben nooit iets gekregen door er vriendelijk om te vragen.’

Tripartite versterken

De ITUC moet de stem van de arbeiders zijn in internationale instellingen zoals de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO). Maar ze moet ook de stem van de arbeiders vertegenwoordigen in de World Trade Organization (WTO), Groep van Twintig (G20) … Ook het werk naar de Verenigde Naties toe mag niet verwaarloosd worden. Ik denk aan de werking van de Sociale Commissie en de Mensenrechtencommissie.

De relevantie van het werk dat gedaan wordt voor de aangeslotenen moet de belangrijkste focus zijn van een internationale organisatie. Als deelname aan tripartites niets oplevert, is het tijdverspilling. We moeten akkoorden onderhandelen en compromissen sluiten, en die resultaten terugbrengen naar onze leden. We kunnen het ons niet veroorloven om aan de zijlijn te blijven staan en nee te zeggen.

Nochtans is het absoluut noodzakelijk om te blijven investeren in de IAO. In 2019 bestond die driepartijenorganisatie 100 jaar. Ze is het enige tripartite overlegorgaan binnen de Verenigde Naties: regeringen, vakbonden en werkgeversorganisaties zijn er vertegenwoordigd. Ze heeft tot doel ‘de sociale rechtvaardigheid en bescherming van werknemers overal ter wereld na te streven’. Met de conventies die ze afspreekt, legt de IAO een internationale code op over rechten op het werk. Ze waakt ook over de handhaving van die internationale arbeidsnormen in de 187 lidstaten.

Die internationale arbeidsnormen worden vaak onderschat. En ja, ze worden ook vaak geschonden. Toch hebben de conventies die
afgesloten worden binnen de IAO meer dan hun nut. De IAO is eigenlijk een wereldparlement voor arbeidsvraagstukken. En als we weten wat daar op ons bord ligt, dan moeten we meer investeren in de onderhandelingen die er gevoerd worden. Ik weet het: het gaat te traag, te moeizaam. Maar het bestaat. Als we als vakbond dit forum niet gebruiken, de kansen niet grijpen die de IAO ons biedt, dan zijn we echt wel fout bezig.

De recente en belangrijke conventie 190 van de IAO is trouwens een goed voorbeeld van het nut van tripartite onderhandelingen. Die hebben
bloed, zweet en onwaarschijnlijk veel tranen van teleurstelling gekost omdat ze veel te traag vooruit gingen. Maar uiteindelijk kwam er in 2019 binnen de IAO een conventie die geweld en intimidatie op de werkvloer moet beteugelen. Die conventie maakt het makkelijker voor vakbonden wereldwijd om wetgeving af te dwingen in hun land. Vakbonden wereldwijd kunnen hun regeringen nu interpelleren om die conventie te ratificeren.

En ook dat gaat traag. België had vijf jaar nodig om die conventie te ratificeren. In juni 2023 werd België het 30ste land ter wereld dat de conventie onderschreef, en het zesde in de Europese Unie. Ik weet het, dat gaat allemaal veel te traag. Maar de conventie geeft ook in mijn land munitie aan
juristen om geweld op de werkvloer aan te pakken.

Ook binnen Europa kan het driepartijenoverleg versterkt worden, door bijvoorbeeld een betere follow-up van wat er gebeurt binnen het Europees Economisch en Sociaal Comité. Daar kunnen werkgevers- en werknemersorganisaties invloed uitoefenen op de Europese politiek. Het is een gestructureerd adviesorgaan van de Europese Unie. De adviezen van dat Comité zijn dan wel niet bindend, maar hebben toch een onmiskenbare invloed op de besluitvorming in Europa.

Dus ja, we moeten tijd, geld en middelen besteden om het tripartite overleg te herzien en het beter en sneller te laten werken. Te veel aanvallen op de sociale dialoog en drieledige onderhandelingen zijn van onze kant onbeantwoord gebleven. Het is hoog tijd om bondgenoten te vinden in de economische en politieke wereld, om collectieve onderhandelingen en overeenkomsten opnieuw te ontwikkelen, zodat we de winsten van het
kapitalisme kunnen delen. Miljarden dollars winst vinden hun weg naar de portemonnee van de happy few.

Onderhandelen als het kan, actie als het moet

Zonder macht kunnen we niet hopen op positieve resultaten aan de onderhandelingstafel. De partners aan de andere kant van de tafel moeten weten dat de vakbond geen lobbymachine is. Ze moeten weten dat we de aantallen hebben, dat we de macht hebben.

Alleen praten zal ons niet naar grote overwinningen leiden. Vakbonden hebben nooit resultaten behaald door braaf iets te vragen. Door de geschiedenis hebben we de wereld veranderd door ons te organiseren, te mobiliseren, campagne te voeren. Actie is de motor van sociale vooruitgang.

ITUC, de International Transport Workers’ Federation (ITF) en alle globale vakbondsfederaties moeten dan ook luider en meer aanwezig zijn
in de frontlinie van de wereldwijde confrontatie met deregulering en liberalisering. We kunnen dat doen door te geloven in de kracht die we vertegenwoordigen, door die kracht te gebruiken om bewustzijn te creëren en beleidsmakers te beïnvloeden en door druk uit te oefenen op regeringen en politici.

De ledenorganisaties echt betrekken bij ITUC

De grootste fout die de nationale vakbonden vandaag de dag kunnen maken, is om zich terug te trekken op nationaal niveau. Helaas is dat vaak precies wat ze doen: ze denken dat ze het in hun eigen land kunnen oplossen. Een verschrikkelijke fout in een globale wereld. Oneerlijke concurrentie, belastingparadijzen en delokalisatie zijn een paar voorbeelden van de problemen waarmee we op globale schaal geconfronteerd worden.

Vakbonden moeten hun verantwoordelijkheid nemen voor wat er in ITUC moet gebeuren. Het ITUC-­team is David tegenover Goliath als ze niet de sterke steun van de vakbonden achter zich hebben. De aangesloten vakbonden moeten bereid zijn om zich in te zetten, door campagnes op nationaal niveau door te geven en deel te nemen aan vergaderingen van de IAO.

We hebben campagnes op mondiaal niveau nodig waaraan alle aangesloten vakbonden kunnen meewerken. Ik ben zelf betrokken bij een nationale transportbond, een nationale confederatie en ik ben heel actief in de Europese én internationale transportarbeidersfederatie. Toch moet ik toegeven dat ik op dit moment onvoldoende kennis heb van de campagnes van de ITUC. Dat is in de eerste plaats mijn eigen verantwoordelijkheid. Toch moet ITUC zich ook afvragen waarom mensen niet op de hoogte zijn. De mensen van ITUC moeten nadenken over hoe ze hun kennis makkelijker kunnen verspreiden. Ik weet zeker dat er maar weinig vakbondsleden zijn die op de hoogte zijn van de campagnes van ITUC. Als onze eigen mensen niet weten wat we doen, hoe kunnen we dan verwachten dat de andere belanghebbenden het wel weten? Bovendien ben ik ervan overtuigd dat een globale organisatie als de ITF een belang­ rijke rol kan spelen in het dynamiseren van ITUC. Het is een sterke internationale federatie. Met een stevige financiële ruggengraat en sterke structuren. De leiding van de ITF moet die sterktes inzetten om ook ITUC te versterken.

De globale federaties moeten trouwens meer samenwerken. Een federatie kan in haar eentje niet bereiken wat samenwerkende federaties kunnen realiseren. Vandaag lijkt het soms of de concurrentie tussen de federaties belangrijker is dan wat we inhoudelijk samen kunnen verwezenlijken. Bovendien moeten de internatio­ nale federaties meer betrokken worden bij de werking van ITUC en structureel hun zeg krijgen in de organisatie. Nu hebben enkel de nationale confederaties echte beslissingsmacht. Dat moet gecorrigeerd worden door de stem van de internationale sectorfederaties mee in rekening te brengen.

Een kapitalistisch bedrijf wordt geleid op basis van autoriteit, een vakbond is een democratie. Hoewel dit verschil ons maakt tot wat we zijn, betekent het ook dat wereldwijd vakbondswerk een ingewikkelde onderneming is. We willen allemaal hetzelfde, maar vakbondstradities, -culturen en -ervaringen zijn wereldwijd heel verschillend. We moeten met die diversiteit omgaan en geduldig werken aan de ontwikkeling van een gemeenschappelijke strategie. Een democratische organisatie waarin alle vakbonden een stem hebben, moet de prioriteit van onze wereldwijde vakbond blijven. Dit is geen gemakkelijke taak, maar het zal vakbonden wereldwijd sterker maken tegenover hun politieke en economische tegenhangers.

Vooruitgang is onmogelijk zonder verandering. Dus moet het nieuwe leiderschap frisse en innovatieve voorstellen bedenken om nieuw leven in de organisaties te blazen. Het nieuwe leiderschap moet hoop geven aan werknemers, ze overtuigen om zich bij de organisatie aan te sluiten.

‘Het bereiken van onze doelen is alleen mogelijk als nationale vakbonden bereid zijn zich internationaal te organiseren.’

Het Europese VakVerbond moet opnieuw de straat op!

13 december 2001. Ik sta op het podium aan het einde van een vakbondsbetoging, die eindigt aan de Brusselse Heizel. Ik zie massaal veel mensen defileren, zover ik kan zien. De betoging is georganiseerd op initiatief van het Europese Vakverbond. Ik behoor tot de organisatoren van de betoging namens het ABVV. Samen met de collega-organisatoren ben ik euforisch. Honderdduizend betogers stapten op van het Emile Bockstaelplein naar het Koning Boudewijnstadion. 41 vakbonden uit 20 Europese landen namen deel aan de betoging. En hoewel het gros van de deelnemers gemobiliseerd werd door de Belgische vakbonden is dit toch een staaltje van Europese vakbondsmacht.

Er kwamen 600 autocars met Belgische manifestanten aan en 350 bussen uit andere Europese landen. Veel manifestanten kwamen uit onze buurlanden met daar bovenop omvangrijke Franse delegaties. Ook waren er actievoerders uit Polen, Kroatië, Slovakije, Griekenland, Portugal, Italië en Oostenrijk. De betoging werd georganiseerd naar aanleiding van het Belgische voorzitterschap van de Europese Unie. De grote opkomst was een demonstratie van vakbondsmacht. Met die betoging gaven we samen een krachtig signaal: dat Europa meer moet zijn dan een markt, meer dan een economisch project. Het was een duidelijke oproep om werk te maken van een sociaal Europa.

De demonstratie in 2001 werd voorafgegaan door een Europese betoging in Gent op 19 oktober van hetzelfde jaar, onder het thema: For social Europe and solidarity. En daarvoor nog een op 21 september in Luik, onder het thema: The euro arrives … and employment! Maar liefst drie (!) Europese betogingen in vier maanden tijd om te wegen op het Belgische voorzitterschap.

Ik herinnerde me niet meer precies waar ik met het ABVV overal naartoe trok in die periode om deel te nemen aan EVV-manifestaties. Dus keek ik even op de website van het EVV. En ik moeten zeggen dat de lijst lang is. Porto (2000), Nice (2000), Barcelona (2002), Brussel (2003), Rome (2003), Brussel (2005), Straatsburg (2006), Ljubljana (2006) … en zo zou ik nog wel even kunnen doorgaan.

Het was een tijd waarin het EVV daadwerkelijk in mobilisatiemodus zat. Zowat bij elke belangrijke Europese top werd er betoogd. De nationale vakbonden namen de leiding, de collega’s in andere landen vervoegden ze in verhouding tot hun mobilisatiekracht. Het waren stuk voor stuk demon­ straties die de Europese vakbond als een solidaire en hechte gemeenschap profileerde en die een krachtig signaal gaf aan de politieke wereld. Naar mijn gevoel is het tijd om dat opnieuw te doen.

Europees syndicalisme is meer dan een lobbyinstrument naar de Europese cenakels. Natuurlijk moet dat gebeuren, uiteraard moeten we onze voorstellen verdedigen bij de Europese instellingen. Het spreekt voor zich dat we onze syndicale desiderata moeten onderbouwen met goed geargumenteerde dossiers. Maar dat moet gepaard gaan met een duidelijke demonstratie van vakbondskracht. En het kan dan wel zijn dat lobbyende werkgevers en hun organisaties meer centen kunnen mobiliseren om te lobbyen: they have the money, but we have the numbers. Zij mogen dan wel het grote geld hebben, wij zijn met veel. Vakbonden moeten hun plaats opnieuw opeisen, ook op straat.

Maar betogen, of krachtsverhoudingen uitbouwen heeft natuurlijk enkel zin als we ook die krachtsverhoudingen kunnen verzilveren. Door akkoorden af te sluiten, door sociale dialoog af te dwingen en door eervolle compromissen te onderhandelen met werkgevers en internationale instanties.

Geen toekomst zonder internationale visie

Het bereiken van onze doelen is alleen mogelijk als nationale vakbonden bereid zijn zich internationaal te organiseren. Internationaal vakbondswerk moet dan ook meer zijn dan lobbywerk, uitgevoerd door technocraten op internationale secretariaten. Vakbondswerk wordt gedaan door netwerken van nationale organisaties, die bereid zijn middelen en mensen vrij te maken om internationaal te werken.

Als transportvakbonden impact willen houden, kunnen we niet met onze lokale bedrijven omgaan zonder het globale plaatje te zien. Multinationals doen een beroep op onderaannemers die weer andere onderaannemers inschakelen, bijvoorbeeld voor transport of opslag. Zij stellen de chauffeurs misschien niet rechtstreeks te werk, maar zijn wel de opdrachtgevers. Het zijn zij die de harde concurrentie en zelfs een race naar de bodem organiseren.

Vakbonden moeten zich wereldwijd organiseren, hun eigen netwerken creëren en de economische werkgevers interpelleren.

Het ontwikkelen van sterke vakbonden in Oost- Europa is daarbij van cruciaal belang. Het is niet alleen een kwestie van solidariteit namens de West- Europese vakbonden, maar het is een kwestie van hun eigen kracht en overleven.

Een mooi voorbeeld van internationale samenwerking die écht werkt, is het inspecteursnetwerk dat door de ITF werd uitgebouwd in de maritieme sector. Toen ik bij een vorige gelegenheid in Kenia was, werd de inspecteur van de International Transport Workers’ Federation opgeroepen om assistentie te verlenen aan enkele Tanzaniaanse matrozen. Die waren door de politie opgepakt, omdat ze illegaal in Kenia waren. We gingen mee op stap met Betty Makena, een kleine, felle, Afrikaanse vakbondsactiviste. En werden er geconfronteerd met wat we niet voor mogelijk hielden.

De zes matrozen waren aangemonsterd op een Taiwanees visserschip. Die schepen vissen langs de Afrikaanse kusten en leveren hun lading af op megagrote fabrieksschepen, die de vis meteen verwerken en diepvriezen. De zes Tanzanianen hadden geprotesteerd tegen hun onmenselijke
behandeling, werden ontslagen en dus van boord gezet. Ze moesten overstappen op een kleiner schip van die vloot, maar omdat het niet kon aanleggen tegen grote broer, werden de matrozen samen met hun luttele bagage gewoon overboord geworpen (een van de vissers kon niet zwemmen). Uiteindelijk opgepikt door het kleinere schip werden ze in Kenia aan land gezet. Uiteraard zonder verblijfsvergunning.

De ITF nam het op voor die jongens, zij hadden geluk. We gingen aan boord van het schip, interpelleerden de kapitein, kwamen via het
ITF-hoofdkwartier tussen bij de rederij, dreigden met mediabelangstelling, kwamen tussen bij de Keniaanse overheid. Uiteindelijk kregen we de matrozen vrij. Ze kregen ook hun achterstallige loon en een ticket om terug te gaan naar Tanzania. In hun contract stond een clausule – ik verzin het niet – dat het normaal was dat Afrikaanse matrozen door de rest van de crew gepest en mishandeld werden en dat ze dat moesten beseffen als ze het werk aannamen. Geen van de zes kon lezen of schrijven en ze krabbelden iets wat voor hun naam moest doorgaan onder dat contract. Ondertussen weet ik dat slavenarbeid in de visserij, zeker in het Verre Oosten, absoluut niet uitzonderlijk is.

De ITF heeft 125 inspecteurs die aan boord gaan van schepen om de loon- en arbeidsvoorwaarden van de bemanningsleden te controleren. De inspecteurs werken in meer dan 100 havens in 50 landen. In 2021 voerden ze 7265 inspecties uit om duizenden zeevarenden te helpen met loonvorderingen en repatriëringszaken. En dat ondanks de COVID-19-beperkingen toen, waardoor inspecteurs een groot deel van het jaar niet aan boord van schepen konden komen. Inspecteurs zijn getraind om uitbuiting, overwerk en zelfs tekenen van dwangarbeid en moderne slavernij op te sporen. Op veel schepen hebben inspecteurs het recht om loonrekeningen en arbeidscontracten te onderzoeken en geregistreerde werk- en rusttijden te controleren.

De ITF rapporteerde vorig jaar 85 gevallen van achterlating aan de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO), een historisch hoog aantal. Achterlating komt erop neer dat de scheepseigenaar de bemanning aan haar lot overlaat. In veel van die gevallen wachtte de achtergelaten bemanning al weken of maanden op onbetaald loon – zoals de zeelui aan boord van de door de storm getroffen MV Lidia.

Jason Lam, ITF-inspecteur in Hong Kong, hielp acht Birmese zeevarenden die op de MV Lidia werkten om bijna 30.000 dollar aan onbetaald loon terug te krijgen. En dat nadat ze in oktober 2021 aan de grond liepen door een tyfoon die hen bijna schipbreuk liet lijden. De reder weigerde de twee maanden loon te betalen die hij hen verschuldigd was, liet hen in de steek en sloot elke hulp uit om hen thuis te krijgen. Lam voerde wekenlang campagne namens de zeelieden en dit had effect. Op 2 november 2021 vloog de bemanning naar huis met het volledige loon in de hand.

ESTHER LYNCH
° 24.02.1963. Ierland.
General Secretary van de European Trade Union Confederation (ETUC). Voorheen Deputy General Secretary en Confederal Secretary bij dezelfde ETUC.

‘Sterke vakbonden zijn meer dan ooit nodig om de macht tussen de bestuursraden en de werkvloer in Europa weer in evenwicht te brengen.

ESTHER LYNCH

Onze boodschap is luid en duidelijk: als je aan één van ons raakt, raak je aan iedereen. De hele vakbondsbeweging zal zich altijd achter elke arbeider of vakbond scharen die wordt aangevallen omdat die een beroep doet op zijn fundamentele stakingsrecht.

Beslissen om te staken doe je niet zomaar. Het is het laatste redmiddel wanneer alle pogingen tot dialoog mislukken.

Als de macht van de vakbonden afneemt, neemt de ongelijkheid toe. Dat zie je overal ter wereld.

De toenemende aanvallen op de rechten van vakbonden is dan ook een bron van grote bezorgd­ heid voor iedereen die ongelijkheid wil bestrijden.

De rating van Europa in de Global Rights Index van het Internationaal Vakverbond is de afgelopen tien jaar gekelderd door de inmiddels
“regelmatige” schendingen van vakbondsrechten door werkgevers en de overheid.

In Frankrijk heeft CGT-­leider Sébastien Menesplier zich bij een politiekantoor moeten melden als wraakactie voor de protesten die de vakbond had opgezet tegen de pensioenhervormingen van de regering.

Protesten die noodzakelijk waren geworden door de volstrekt ondemocratische manier waarop de regering deze hervormingen doordrukte, zonder enige sociale dialoog met de vakbonden.

In België zagen we hoe de bazen van Delhaize herhaaldelijk de politie inschakelden om hun franchisemodel met winst ten koste van alles af te dwingen in plaats van de lange traditie van sociale dialoog in het land te handhaven. In het Verenigd Koninkrijk heeft de regering op de roep om loononderhandelingen gereageerd door nog strengere beperkingen op te leggen aan wat al enkele van de meest draconische antistakingswetten in Europa waren.

Dit alles komt op een moment dat Europa wordt geconfronteerd met een noodsituatie op het gebied van sociale rechtvaardigheid. Werkende mensen lijden onder een historische crisis van levensonderhoudskosten, veroorzaakt door de hebzucht van bedrijven. En het antwoord van politici is om werknemers weer te raken door loonmatiging, ook al bewijzen de gegevens dat de inflatie wordt aangezwengeld door overwinst.

De extra winsten die uit prijsspeculaties voort­ komen worden uit bedrijven gehaald en aan aandeelhouders uitgereikt in de vorm van recorddividenden in plaats van opnieuw te worden geïnvesteerd.

Sterke vakbonden zijn meer dan ooit nodig om de macht tussen de bestuursraden en de werkvloer in Europa weer in evenwicht te brengen. Daarom voeren we in heel Europa actie voor een eerlijk akkoord voor werknemers. Organiseren op het werk, mobiliseren op straat en politieke campagne voeren.

En ik ben vastbesloten dat we niet langer met één hand op de rug hoeven te vechten. We hebben al een EU-richtlijn in de wacht gesleept die collectief onderhandelen bevordert en nu gaan we het tij tegen vakbondsonderdrukking volledig keren door een verbod op overheidsgeld te bewerkstelligen voor bedrijven die vakbondsrechten niet respecteren, winsten niet herinvesteren en geen eerlijke lonen betalen.

Het is onaanvaardbaar dat een bedrijf als Ryanair, dat op grote schaal weigert deel te nemen aan collectieve onderhandelingen en stakende werknemers ontslaat of sancties oplegt, de afgelopen tien jaar bijna een miljard euro aan EU-subsidies heeft ontvangen.

Vakbonden die zich vrij kunnen organiseren, vrij kunnen onderhandelen en vrij kunnen staken, bieden het tegenwicht dat Europa nodig heeft.

De volgende stap is om van vakbondsonderdrukking in al zijn vormen een misdaad te maken.

STEPHEN COTTON
Groot-Brittannië.
General Secretary van de International Transport Workers’ Federation (ITF) sinds 2014.
Voorheen Acting General Secretary en Maritime coordinator bij dezelfde ITF.

‘Werknemers, in sterke vakbonden, verenigd over grenzen en sectoren heen, die met één stem spreken.

STEPHEN COTTON

Transport en economie zijn globaal. Werknemers in de transportsector en hun vakbonden moeten globaal denken en handelen om hun invloed te vergroten en verandering op de werkplek te realiseren.

Arbeiders worden overal en meer en meer op dezelfde manier uitgebuit: door vrije handel, de klimaatverandering en nieuwe technologieën. De multinationals aan de top van de toeleveringsketens proberen nog altijd om arbeiders wereld­wijd tegen elkaar op te zetten. Omdat bedrijven op zoek gaan naar goedkopere manieren om mensen en goederen te vervoeren, hebben regeringen de arbeidsbescherming tot schroot herleid om de concurrentie aan te zwengelen en te verscherpen. Dat heeft de normen in de hele transportsector uitgehold en maakt wereldwijde solidariteit, actie en macht belangrijker dan ooit.

Verandering gaat niet vanzelf. Een fatsoenlijk loon, een kortere arbeidstijd, betaald verlof, veiligheid, gelijk loon voor gelijkwaardig werk en positieve veranderingen op de werkplek waren in het verleden alleen mogelijk omdat werknemers zich organiseerden in vakbonden en dit eisten. In een geglobaliseerde economie worden beslissingen die gevolgen hebben voor werknemers regionaal en globaal genomen: in een multinationaal hoofdkantoor of door een intergouvernementele regelgevende instantie. Zo willen ze ontsnappen aan de vakbonden en hun maatschappelijke verantwoordelijkheid.

Maritieme werkgevers laten hun schepen onder een buitenlandse vlag varen, van een land waar ze van voordelige voorwaarden kunnen profiteren. Luchtvaartmaatschappijen wijken uit naar andere landen voor hun werknemerscontracten om de arbeidswetgeving te omzeilen. De e-commerce verplaatst zijn winsten naar offshoreparadijzen om belastingen te vermijden. Vrachtwagenbedrijven registreren hun bedrijven in andere landen om geen minimumloon te moeten betalen. Dat zijn wereldwijde problemen die invloed hebben op de werkvloer bij ons. Die problemen kunnen onmogelijk worden opgelost door één vakbond in één land. Alleen met vereende vakbondskracht kunnen we invloed uitoefenen op die beslissingen. Werknemers, in sterke vakbonden, verenigd over grenzen en sectoren heen, die met één stem spreken.

Er is genoeg geld in de wereldeconomie om arbeiders een fatsoenlijk loon te betalen. Neem de scheepvaart. Alleen al in 2022 zou de industrie naar schatting meer dan 200 miljard dollar winst hebben gemaakt. De operationele winstmarges van sommige scheepvaartgiganten bedroegen de afgelopen twee jaar meer dan 50%. Dat betekent dat meer dan 50 cent van elke dollar van klanten in een bedrijf bleef als winst.

Als vakbonden kunnen we de industrie challengen als we internationaal verenigd zijn. We overtuigen de verantwoordelijke werkgevers en overheden om samen met ons te kiezen voor rechtvaardigheid. En we sluiten andere uit. We kunnen een consensus bereiken dat iedereen baat heeft bij minimum­ normen: werknemers, werkgevers en de samenleving als geheel. De pandemie heeft velen de ogen geopend voor de rol die transportmedewerkers spelen in de wereldeconomie. We kunnen aantonen dat duurzame bedrijfsmodellen moeten worden ondersteund door sterke regelgeving, en effectieve handhaving van de fundamentele rechten van werknemers, waaronder vrijheid van vereniging en collectieve onderhandelingen.

De kracht om het beleid te beïnvloeden komt niet alleen van werkvloer, maar ook van solidariteit met andere sectoren en bedrijven. Werknemers in de transportsector kunnen verandering teweeg­brengen door zich te verenigen met andere werk­nemers, in de productie, de detailhandel, de bouw, de landbouw, de gezondheidszorg en het onderwijs. Door nationale vakbonden samen te brengen binnen en over de grenzen heen en door samen
te werken met wereldwijde vakbonden in deze sectoren en met de ITUC, kunnen we meer invloed uitoefenen op multinationals en regeringen en betere resultaten behalen voor onze leden.

De solidariteit tussen arbeiders in de wereldwijde arbeidersbeweging is uniek. We steunen elkaar bij geschillen, in moeilijke tijden en in tijden van crisis. We delen waarden als vrede, rechtvaardigheid, respect en gelijkheid, en we zijn verenigd in ons doel om de tegenkracht te zijn en te bouwen aan een betere wereld.