2. Digitalisering, automatisering en artificiële intelligentie

De impact op ons werk

In de afgelopen jaren heeft de trans­portsector een aanzienlijke transfor­matie ondergaan als gevolg van de snelle vooruitgang in digitalisering, automatisering en kunstmatige intelli­gentie (AI). Het zal de komende jaren nog sneller gaan en de impact zal nog groter zijn dan nu.

Niet minder, wel andere banen
Tot voor kort dachten we dat automatisering en digitalisering job eaters zouden zijn. Maar het zijn niet de machines of de technologische ontwikke­lingen op zich die de tewerkstelling bedreigen. Het zijn de businessmodellen erachter. Daar gaat het echt over.

Veel studies doen voorspellingen over het verdwijnen van jobs. Truckchauffeur is daarbij een vaak geciteerd beroep. Maar niet volgens Arjen van Halem, vroeger bedrijfskundige bij STZ advies & onderzoek. In 2018 zei hij op een rondetafel­ conferentie georganiseerd door de Belgische Trans­ portbond: “Enkele grote bureaus becijferden dat er miljoenen arbeidsplaatsen verloren zouden gaan. Maar als je verder kijkt, zie je dat het helemaal niet zo’n vaart loopt. Want een beroep bestaat uit verschillende taken. Zo moet een chauffeur niet alleen met een vrachtwagen rijden. Hij moet ook de veiligheid garanderen, goederen inladen en uitladen, en papieren controleren. Een machine neemt niet al die taken tegelijkertijd over. Als je filmpjes bekijkt op het internet, dan zie je vaak het beeld van een zelfrijdende vrachtwagen en een chauffeur die relaxed de krant zit te lezen. Maar dat is een volledig verkeerde voorstelling. Een vrachtwagen-chauffeur zal in de toekomst meer raakvlakken hebben met een piloot. Zijn vliegtuig stijgt op en landt geautomatiseerd, maar die piloot is juist heel hoogopgeleid om in te grijpen als het nodig is. Precies zo zal het ook evolueren in het goederenvervoer.” Hij kreeg gelijk. Vijf jaar later is er geen massale doorbraak van zelfrijdende vrachtwagens.

Experts vertellen ons dat er jobs zullen verdwijnen, maar dat er ook jobs bijkomen. Een McKinsey-rapport voorspelde in december 2017 al dat tegen 2030 75 tot 375 miljoen werknemers – zo’n 3 tot 14 procent van de wereldwijde beroepsbevolking – naar andere beroepen zouden moeten overstappen door de disruptieve impact van de digitalisering en automatisering.

Uit dat rapport bleek ook nog dat toen al meer dan 50 procent van de bestaande beroepsactiviteiten technologisch gezien in aanmerking kwam voor digitalisering of automatisering.

Volgens het Wereld Economisch Forum zullen er tegen 2025 ongeveer 85 miljoen jobs verloren gaan en tegelijk 97 miljoen jobs gecreëerd worden. Een nettowinst van 12 miljoen. Het rapport uit 2020 stelt dat de helft van de werknemers zich tegen 2025 moet omscholen om de technologische vooruitgang bij te benen.

‘Het zijn de businessmodellen erachter. Daar gaat het echt over.’

Vraag naar nieuwe vaardigheden

Maar hoe zit het dan met de bescherming van de werknemers? Zelfrijdende vrachtwagens en bussen, op afstand bediende straddle carriers, digitale orders, artificiële intelligentie, OCR-herkenning van containers … Ze zullen onze economische activiteit in elk geval grondig dooreenschudden.

Vanuit vakbondsperspectief brengt die transformatie zeker extra uitdagingen met zich mee. Het is onze job om de rechten en het welzijn van werknemers te beschermen. Een technologische transitie mag niet betekenen dat werknemers aan de kant geschoven worden. Op zich omarmen we veel technologische vernieuwing: veel technologie in wagens, vrachtwagens, schepen en vliegtuigen draagt tenslotte in grote mate bij aan een grotere verkeersveiligheid en een beter arbeidscomfort.

Ik ben zelf vooral bezorgd over de impact die dat zal hebben op de inhoud van de jobs en op het soort jobs dat we gaan doen. Het zal ongetwijfeld zo zijn dat er van de mensen die nu actief zijn in de transportsector hogere kwalificaties zullen worden geëist als ze in de toekomst in de sector willen blijven werken.

Rol van de vakbonden

In een context waar technologische evoluties elkaar alsmaar sneller opvolgen, zullen we dus moeten inzetten op opleiding, loopbaanbegeleiding, gezondheid, privacy en het recht op deconnectie.

Mensen die vandaag de schoolbanken verlaten en iets kunnen, zullen daar twintig jaar later niet meer mee toekomen om verder aan de slag te blijven. We moeten zorgen dat die opleiding er komt, dat men die in goede omstandigheden invoert. Herscholings- en bijscholingsprogramma’s moeten worden afgedwongen van de werkgevers zodat werknemers bijblijven. Zodat werknemers voorzien zijn en blijven van de nodige vaardig­ heden om zich te kunnen aanpassen aan die veranderende arbeidsmarkt. Het is trouwens niet meer dan legitiem dat die omscholing van werk­ nemers tijdens de werkuren gebeurt én de werk­ gevers het betalen.

We moeten ook inzetten op permanente loopbaanbegeleiding, want dat zal de basis zijn voor het detecteren van de nodige opleidingen. Bij de screening van actuele competenties moeten we ook rekening houden met de nood­ zakelijke toekomstige competenties. Ook de bedrijfsorganisatie moet bestendig gescreend worden, zodat er een matching tussen de evolutie van de bedrijfsorganisatie en de evolutie van beroepen kan worden ingebouwd in een opleidingsplan.

Eerlijke lonen, gezondheid en veiligheid, redelijke werktijden, privacy en recht op deconnectie: ook daarmee moeten we ons als vakbond bezighouden. Technologische innovatie kan geen dekmantel zijn om daarop in te leveren. Daarbij moet er de nodige aandacht zijn voor het welzijn van de werknemers naast de evidente aandacht voor de werkgelegenheid. Geen technologische vooruitgang wanneer dat sociale achteruitgang betekent.

Wij – de vakbonden – zullen moeten zorgen voor onze mensen. Want als wij het niet doen, zal niemand het doen.

Maar dat zal niet vanzelf gaan. Vakbonden zullen hun aanpak, strategieën en structuren moeten veranderen en aanpassen aan de technologische uitdagingen. Nieuwe organisatiemodellen ontwikkelen om nieuwe soorten werknemers te bereiken is een must.

‘Een technologische transitie mag niet betekenen dat werknemers aan de kant geschoven worden.

De platformwerkers organiseren

Overal ter wereld duiken digitale platformen op. Ze noemen zich digitale dienstverleners die bemiddelen tussen mensen die een dienst zoeken en anderen die diensten willen leveren. Uber in de taxisector, Amazon in de logistiek, Deliveroo en Just Eat Takeaway in de levering van maaltijden. Ze zorgen voor een complete omslag van onze industrieën.

Schijnzelfstandigheid
Dat lijkt leuk, maar het is het eigenlijk niet. Want het gaat om mensen die werken om de kost te verdienen, maar niet worden aangeworven door die platformen. Het businessmodel van die platformbedrijven draait op schijnzelfstandigheid. Mensen laten werken voor het bedrijf, maar zelf geen verantwoordelijkheid nemen: niet als we over een arbeidscontract spreken, niet als het over sociale zekerheid of verzekeringen gaat.

Volgens Wikipedia stelde Uber eind 2022 wereld­wijd 32.800 personeelsleden tewerk, maar het bedrijf zelf ontkent in veel gevallen dat het een werkgever is. Ze vinden niet dat hun chauffeurs of koeriers ook daadwerkelijk personeel zijn van het bedrijf. Voor hen zijn het partners, geen personeelsleden. Zonder de rechten en plichten die werknemers hebben. Lees vooral: zonder de rechten die werknemers hebben.

Uber – en met hen veel andere platformbedrijven – surfen op een pervers businessmodel. Een business­ model waarbij de lasten worden afgewenteld op de medewerkers en de lusten hoofdzakelijk naar het bedrijf vloeien.

Als vakbond hebben we een missie op twee fronten. Ten eerste verzetten we ons tegen het businessmodel van de platformeconomie en tegen de misclassificatie van werknemers in deze opkomende industrieën. Ten tweede verenigen en versterken we die platformwerkers – personeelsleden volgens ons – door ze te organiseren. We nemen hun belangen, behoeftes en problemen serieus en vechten voor een betere werk- en leefsituatie.

Want dat is wat vakbonden al sinds hun ontstaan doen: ze nemen het op voor wie nood heeft aan bescherming, hulp en bijstand. En vertalen die behoeften collectief om verbeteringen af te dwingen voor iedereen in dezelfde situatie.

Momenteel zijn er 28 miljoen werknemers actief in de platformindustrie in de EU. In 2025 zullen dat er 43 miljoen zijn. Zo veel werknemers die geen spreekbuis hebben, zullen ongetwijfeld ook zelf wel beseffen dat ze zich moeten organiseren. En dat doen ze ook op verschillende plaatsen in de wereld. En dan moeten vakbonden klaarstaan om ze te ondersteunen.

Orde op zaken in de boomende logistieke sector

Begin 2020 brak de wereldwijde covidpandemie uit die de wereld meer dan twee jaar in haar greep hield. De covidcrisis en de maatregelen die de verschillende overheden namen, zorgden duidelijk voor een explosieve groei van de logistieke sector. Miljoenen mensen moesten thuiswerken en waren opgesloten in hun huis door de lockdowns. Ze leefden, werkten en brachten hun vrije tijd thuis door. Veel mensen plaatsten online hun bestellingen. Ze bestelden basisproducten en ook veel artikelen die eerder in het vrijetijdsgebeuren zaten. Consumenten werden de winkels uitgeduwd en kropen achter hun computerscherm om te consumeren.

Dat zorgde niet alleen voor een exponentiële groei in de e-commerce. Het zorgde ook voor een even grote groei in de logistieke sector. Consumenten ontwikkelden nieuwe gewoontes en kregen ook een nieuw verwachtingspatroon. Als ze vandaag iets online bestellen, dan verwachten ze dat ten laatste morgen thuis geleverd te krijgen.

Ik zie tot vijftien bestelwagens per ochtend mijn straat in- en uitrijden. Firma’s zoals Amazon, PostNL, DPD en GLS doen gouden zaken. En dat online bestellen is na de lockdowns blijven hangen.

7,5 miljoen dollar per uur
E-commerce en gigplatforms zoals Uber of Deliveroo zagen hun zakencijfer tussen 2019 en 2020 met 50 procent toenemen. Ook bedrijven zoals PostNL, GLS, DPD en andere pakjes- leveranciers deden gouden zaken. Spijtig genoeg gingen niet alleen de zakencijfers van die bedrijven fors naar omhoog. Ook het aantal klachten van werknemers over slechte werkomstandigheden en uitbuiting door hun werkgever piekte.

Grote multinationals zoals Amazon ontwikkelen een agressieve globale strategie. Ze reorganiseren en herstructureren omwille van het grote geld. In het derde kwartaal van 2021 draaide Amazon een omzet van 110,8 miljard dollar. Dat is 15 procent meer dan in dezelfde periode vorig jaar.

Amazon is het grootste e-commercebedrijf van de wereld, dat ondertussen ook op kousenvoeten België binnensluipt. Jeff Bezos, de stichter van Amazon, ziet zijn vermogen groeien met 7,5 miljoen dollar … per uur. Daar moet een Belgische trucker meer dan 450.000 uur voor werken (of omgerekend 206 jaar!). Ondertussen steekt Bezos het geld in zijn zakken om ruimtereisjes te organiseren voor de rich and famous, en verdienen de Amazon-werknemers amper een minimumloon.

Uit een informele rondvraag in de zomer van 2023 van de ETF (European Transport Workers’ Federation) bij Europese vakbonden bleek alvast dat de problemen waarmee logistieke mede- werkers te maken hebben overal in Europa dezelfde zijn. Onderaanneming en uitbesteding zijn de vaste regel in de sector. Vaak wordt er met tijdelijke werknemers gewerkt, met precaire contracten of met schijnzelfstandigen. Daardoor is dat personeel ook moeilijk te organiseren in een vakbond. Digitalisering en het gebruik van artificiële intelligentie zorgen voor een gebrek aan transparantie. In veel gevallen hebben we in die sector te maken met agressief management, dat intimidatie niet schuwt. Vaak is er een gebrek aan persoonlijke/individuele beschermingsmiddelen.

Antivakbond
Nog een laatste overweging over die logistieke sector, en de syndicale uitdaging die zich daar stelt. Amazon heeft in 2022 in de Verenigde Staten 14,2 miljoen dollar uitgegeven aan antivakbond consultants. Wat betekent het als een bedrijf zo veel geld spendeert aan het buitenhouden van de vakbond? Wijst het er niet op dat juist die werknemers er alle belang bij hebben om vakbonden binnen hun onderneming te hebben?

Robots zullen moeten betalen!

Het is een beetje sloganesk, maar het is wel noodzakelijk. Onder andere de openbare diensten en sociale zekerheid worden vandaag gefinancierd door arbeid te belasten. Op zich niets mis mee. Maar als werk wordt overgenomen door machines, is het dan niet redelijk om een faire bijdrage te vragen van de opbrengst die door automatisering en digitalisering wordt gecreëerd?

Robots kopen trouwens geen goederen, betalen geen belastingen en dragen dus niet bij aan het algemene welzijn. Vandaag is het (Europese) sociale model gebouwd op het feit dat je de meerwaarde op arbeid een stuk belast en hergebruikt om daar bijvoorbeeld de sociale zekerheid mee te betalen.

Die meerwaarde op arbeid zal altijd maar groter worden dankzij de automatisering. Die zal niet alleen geproduceerd worden door de arbeiders, maar steeds meer door machines of door software en alles wat daarrond zit. Als dat zo is, dan zie ik niet in waarom je geen model kan ontwerpen om machines, robots, computers, softwareprogramma’s … te taxeren.

In plaats van alleen arbeid te belasten kun je evengoed de taxatie doen op (een stuk van) de winst die gegenereerd wordt door de automati­ satie. Dat zal op termijn nodig zijn om ons sociale model intact te houden of uit te bouwen waar het (nog) niet bestaat.

‘Robots kopen geen goederen, betalen geen belastingen en dragen dus niet bij aan het algemene welzijn.

Wetgeving, transparantie en ethische kaders

De collectieve arbeidsovereenkomsten zullen een antwoord moeten bieden op de veranderende en digitale context. Zaken als algoritmisch beheer van applicaties, werken op afstand, privacy van werknemers en hun gegevensbescherming moeten onderwerp van onderhandeling worden. Die domeinen verdienen duidelijke afspraken zodat werknemers voldoende beschermd zijn tegen de mogelijke kwalijke gevolgen van de technologie.

Een van de problemen die bijvoorbeeld platform­werknemers ondervinden is het gebrek aan trans­parantie over hoe de algoritmes hen aansturen. De prijszetting is helemaal niet duidelijk. Uber­ chauffeurs verliezen dan weer hun licentie, worden gewoon geschrapt van de applicatie en kunnen raden naar de reden daarvoor.

Met de integratie van artificiële intelligentie en automatisering moeten trouwens ook ethische overwegingen mee in rekening gebracht worden. We moeten het belang benadrukken van transparantie en verantwoording bij de ontwikkeling en inzet van die technologieën. Er moet duidelijkheid zijn voor het gebruik van AI-algoritmen om eerlijkheid te garanderen, discriminatie te voorkomen en de privacy van werknemers te beschermen.

Ook het management van platformbedrijven zal moeten leren praten met de mensen die werk voor hen verrichten. Sociale dialoog heet zoiets. En dat kan alleen met betrokkenheid van de vakbonden. Want als we één ding niet kunnen doen, dan is het uitgaan van de goede bedoelingen van die platformbedrijven. Controle is een absolute noodzaak.

Niet zo heel lang geleden zat ik thuis aan de keukentafel te praten over reizen. Of we niet eens naar Griekenland op reis zouden gaan, want weet je nog vorige keer … Een doordeweeks gesprek op een doordeweekse plaats. Toen ik mijn smartphone pakte, om voor de zoveelste keer – de zoveelste keer te veel – mijn berichten te checken, kreeg ik reclame binnen over … reizen naar Kreta. Ik verzin dit echt niet! Ik had het zelfs nooit kúnnen verzinnen.

Als dat gebeurt, moeten we dan niet dringend pleiten voor ethische kaders die rekening houden met de sociale impact van deze technologieën en die ervoor zorgen dat ze in overeenstemming zijn met de rechten van werknemers en consumenten, in lijn met onze maatschappelijke waarden?

Daron Acemoglu is een econoom die verbonden is aan het Massachusetts Institute of Technology en doet onderzoek naar de economische gevolgen en gevaren van de invoering van artificiële intelli­gentie. Hij gelooft in technologische vooruitgang, maar niet tegen om het even welke prijs.

Hij waarschuwt ervoor dat zonder duidelijk regulerend kader die technologie de ongelijkheid zal doen toenemen. Je hoeft zelfs geen technofoob te zijn of te worden om in te zien dat regulering dringend is.

En die regulering mogen we volgens hem niet overlaten aan de sector zelf en ook niet uitstellen om geopolitieke redenen. Hij verwijst naar de strijd tussen economische grootmachten die zich wegstoppen achter het feit dat de concurrentie voordeel haalt uit eenzijdige regulering: “Wij kunnen dat niet doen, anders zal China voor­ sprong krijgen.” Terwijl China zelf de plannen om te reguleren ook op een laag pitje zette om diezelfde reden.

We moeten actief deelnemen aan discussies over de toekomst van werk en dat niet overlaten aan techneuten of politici. Wij moeten druk uitoefenen op beleidsmakers, werkgevers en andere belang­hebbenden om vorm te geven aan een toekomst die eerlijk werk, sociale rechtvaardigheid en gedeelde welvaart bevordert.

Niemand achterlaten

‘Armoede en het gebrek aan toegang tot internet, sociale media, gaan dus hand in hand.

Toegang tot technologie is cruciaal om actief deel te nemen aan het maatschappelijke leven en de economie. Wil je vandaag geïnformeerd zijn, dan heb je toegang nodig tot technologie. De toegang tot heel wat diensten wordt zelfs bijna onmogelijk voor mensen die nog een analoog leven leiden.
Toch heeft een derde van de wereldbevolking geen toegang tot internet! Veel mensen zijn ook niet thuis in digitale media en missen de technische skills om die te gebruiken.

In België leeft 20 procent van de bevolking in een situatie van armoede of sociale uitsluiting, of riskeert erin terecht te komen. 28 procent van de
Belgen beschikt niet over de nodige kennis om het internet veilig te gebruiken. Armoede en het gebrek aan toegang tot internet, sociale media … gaan dus hand in hand. Kansarmen hebben minder toegang tot de steeds verdergaande digitalisering van (open­ bare) diensten. Of het nu gaat om gezondheids­ diensten, banken of het digitale gemeenteloket.

Oudere mensen bijvoorbeeld vallen vaak uit de boot. Ze missen computerskills, vaak zelfs een computer of een smartphone. Ze kunnen dan ook geen elektronische identiteit aanmaken, en missen zo de aansluiting op tal van digitale diensten.

Architect-urbanist Thomas Ermacora maakt zich daarover serieuze zorgen. Zorgen over landen die de mogelijkheden en de middelen niet hebben om artificiële intelligentie te gebruiken, zorgen over de machtsconcentratie van AI-ontwikkeling. 80 procent van het onderzoek, de engineering en de productontwikkeling voor kunstmatige intelligentie is in handen van een twaalftal bedrijven, zegt hij. Hij maakt zich zelfs zorgen over de persoonlijkheid van de mensen die de grote techbedrijven leiden (Amazon, Meta, Google …). Hij vindt dat hun persoonlijkheid – sommigen zeggen narcisme, anderen spreken over egoïsme – zorgt voor een giftige dynamiek in het technologielandschap. Dat wordt trouwens geïllustreerd als Elon Musk in augustus 2023 een boodschap van de Vlaamse extreemrechtse fascistische partij Vlaams Belang steunt op zijn nieuwe forum X, het vroegere Twitter.

Controle op de macht van de techgiganten

De Canadese gebruikers van Facebook en Instagram kregen in augustus 2023 opeens te horen dat ze op hun tijdlijn geen nieuwsberichten meer te zien krijgen. Dat komt door de Online News Act die in Canada werd aangenomen. Die wet verplicht bedrijven als Meta (lees: Facebook, Instagram en WhatsApp) om auteursrechten te betalen aan nieuwsmedia.

Meta gaat daar niet mee akkoord en weert dan maar alle nieuwsberichten van zijn platformen. In 2021 was er daarover al discussie in Australië. Daar heeft de regering in 2021 soortgelijke wetgeving laten stemmen. Nadien werd die bijgesteld … onder druk van verschillende tech-giganten. Het illustreert de macht en de houding van die techgiganten: wie wetten stemt die hen niet zinnen, krijgt lik op stuk. Een dikke middelvinger van de techgiganten naar de politieke wereld.

Helemaal gortig wordt het als je weet dat SpaceX, het bedrijf van Elon Musk, kan beslissen over het verloop van een oorlog. Bijvoorbeeld de oorlog in Oekraïne. Met de 4500 satellieten van zijn bedrijf Starlink die hij hoog in de atmosfeer heeft hangen, verwierf Musk een dominante machtspositie op het gebied van internet via de satelliet. Met één druk op de knop van zijn Starlink-systeem kan Elon Musk de Oekraïense aanvallen op de Krim bemoeilijken. Dat blijkt uit onderzoek van The New York Times. Toch wel zeer angstwekkend dat zoiets ingrijpends mogelijk is. We spreken hier over één steenrijk persoon die het verloop van een oorlog kan beslissen. Wat je ook denkt van de oorlog in Oekraïne, het is een angstwekkende gedachte.

Dat zakenlieden – die alleen op winst uit zijn – een dergelijke impact hebben, moet iedere democraat wakker schudden. Als je daarbij nog weet hoe buitenissig het karakter en de psychologie van Musk is, moeten we dringend vragen dat overheden daar ingrijpen, meer controle instellen, of zelf initiatieven ontwikkelen die democratische controle op dergelijke systemen mogelijk maken. De enige uitweg om de macht van Musk en consorten te temperen, is zijn monopolie ter discussie stellen. De EU ontwikkelde daarom het IRIS²-satelliet- communicatienetwerk.

Daarnaast pleit ik voor meer controle op en transparantie over het databeheer en de dataverwerking door bedrijven en overheden. Persoonlijke gegevens blijven eigendom van de mensen zelf: dat moet het uitgangspunt zijn. De Europese Unie deed een eerste aanzet met de Algemene Verordening Gegevensbescherming (GDPR-wetgeving). Maar dat is pas het begin. Er moet ook meer zicht komen op de manieren waarop data worden verwerkt. Denk maar aan de toeslagenaffaire in Nederland waar 25.000 mensen onterecht werden verdacht van fraude door verkeerde aannames van het databeheerprogramma.

‘De enige uitweg om de macht van Musk en consorten te temperen, is zijn monopolie ter discussie stellen.

MONICA DE CONINCK
° 21.03.1956. België.
Gewezen Minister van Werk en gewezen voorzitter OCMW Antwerpen. Voorzitter sociaal zekerheidscomité Zeevarenden. Sociaal rechter.

‘Artificiële intelligentie is een krachtig en machtig middel, nu nog de juiste doelstellingen kiezen.

MONICA DE KONINCK

AI als nieuwe informatie­technologie heeft de potentie om onze levensstandaard uiteindelijk te verhogen, net zoals de postindustriële revolutie dat deed met de introductie van de automatisatie.

Door de verhoogde productiviteit realiseerden we een hoger bruto nationaal product, wat meer welvaart bracht, maar niet altijd meer welzijn voor iedereen.

Artificiële intelligentie als semi­autonome software kan probleemoplossend werken, maar hoe voorkomen we dat het leven van veel mensen door AI slechter wordt? Kort door de bocht: zal artificiële intelligentie ingezet worden ten voordele van een maatschappij met veel sociaal kapitaal en onderling vertrouwen, of dient het alleen om aandeelhouders meer opbrengst te geven?

Artificiële intelligentie is een krachtig en machtig middel, nu nog de juiste doelstellingen kiezen.

Door automatisatie verdwenen 50 jaar geleden voornamelijk arbeidsplaatsen gebaseerd op kracht en handenarbeid in de industrie. De lagere middenklasse en handarbeiders moesten op zoek naar ander werk of belandden in de werkloosheid of vervroegde pensionering. Dus de toepassing van betere technologie leidt niet noodzakelijk tot een hogere levensstandaard bij iedereen.

AI, als brede set van technologische instrumenten, geeft managers de kans om kostenbesparend te werken, vooral te besparen op de arbeidskosten van middenkaders. Dus AI lost het probleem van de managers op. Maar maatschappelijk creëert het grote kosten: hogere werkloosheid en grotere ongelijkheid dreigen te ontstaan. De middenklasse dreigt te verdwijnen.

Fundamenteel wordt het sociaal-economische systeem gewijzigd.

De druk om iedereen, we zijn allen consumenten, een basisinkomen te verzekeren vanuit algemene middelen gebaseerd op een belastingsysteem, zal toenemen. Maar de grote firma’s en hun aandeelhouders zullen maximaal AI-instrumenten gebruiken om hun eerlijke bijdrage aan het systeem ‘basisinkomen’ te ontwijken.

De ontwikkeling van AI is momenteel in handen van de tien rijkste firma’s die wereldwijd actief zijn, waardoor de facto een steeds kleinere elite de globale economische en daarmee samenhangende sociale dynamieken domineert. Een steeds kleinere elite kan over de doelstellingen en toepassingen van het instrument AI beslissen, en zal dus de levens van grote groepen van mensen beïnvloeden. Als AI een grotere efficiëntie nastreeft, en als alleen de aandeelhouders met de winst gaan lopen, dan is er een verkeerd gebruik van technologische vooruitgang.

Uiteraard is niemand tegen nieuwe en betere technologie, maar finaal gaat het over economische rechtvaardigheid en een beter leven creëren voor alle mensen. De technologische ontwikkeling is sterk verbonden met het kapitalistische economische systeem en wordt geassocieerd met ‘progressie’ en erop vooruitgaan. Overheidsmiddelen – via belastingkortingen of subsidies – stimuleren dat proces zelfs, denk in België maar aan de farmaceutische sector. Maar wat is progressie in een globale wereld met enorme ecologische uitdagingen? Wie kan en mag daarover beslissen? Hoe organiseren we over die vragen democratische participatieprocessen?

AI, DOEN WAT ALGORITME ZEGT?
AI is geen neutrale technologie, omdat het gevoed wordt met bepaalde kennis, denksystemen en onderliggende waarden en emoties. Kortom, het is gebaseerd op een bepaald wereldbeeld waarbinnen algoritmes worden gecreëerd. Die algoritmes kunnen dan creatieve opdrachten realiseren en mogelijke beslissingen voorstellen, maar zullen altijd passen binnen dat vastgelegde wereldbeeld.

De raad van bestuur van een onderneming zou bijvoorbeeld aan het AI-systeem de interessante vraag kunnen stellen: “Kiezen we voor efficiëntie- verhoging op korte termijn of werkzekerheid/ bestaanszekerheid op lange termijn?” Wat zijn de voor- en nadelen van de verschillende scenario’s voor de betrokken actoren?

Dus essentiële vragen stellen en beseffen vanuit welke wereldbeschouwing en belangen de antwoorden geïnspireerd worden blijft de uitdaging.