5. Voor Europa

Europa vandaag

De Europese Unie die we vandaag kennen is het resultaat van een lang proces van geleidelijke eenmaking. Het is hier niet de bedoeling om de geschiedenis van deze eenwording te beschrijven. Maar we kunnen met reden zeggen dat het officieel startte met zes landen die in 1951 de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) oprichtten: België, Duitsland, Frankrijk, Italië, Luxemburg en Nederland. In 1958 werd die gemeenschap bekend als de Europese Economische Gemeenschap (EEG). In 1993 werd de naam gewijzigd naar Europese Unie.

Ondertussen groeide de Europese Unie uit tot een unie van 27 lidstaten, die zich uitstrekt over een oppervlakte van meer dan 4 miljoen vierkante kilometer en 447,7 miljoen inwoners heeft. De impact die Europa gekregen heeft op ons dagelijkse leven, ons werk, onze vrije tijd … mag absoluut niet onderschat worden.

Europese impact op transport
In discussies met vakbondsleden in de transportsector zeg ik dat ongeveer 85 procent van de regelgeving in de transportsector op Europees niveau bepaald wordt. Het kan zelfs meer zijn. De rij- en de rusttijdenregeling die bepaalt hoelang een beroepschauffeur aan één stuk mag rijden voor die moet rusten. De tachograaf die controleert of de chauffeur zich daaraan houdt. De cabotage-regelgeving die bepaalt hoelang een vrachtwagenchauffeur in een Europees land mag rondrijden voor hij verplicht naar huis moet terugkeren. De bemanningsregels in de binnenvaart die straks op Europees niveau worden vastgelegd.

En vergeten we ook niet de negatieve rol die Europa tot twee keer toe speelde toen het met het ‘havenpakket’ kwam? De voorstellen probeerden het relatief beschermde statuut van dokwerkers in veel Europese landen onderuit te halen.

Het is en wordt allemaal beslist op Europees niveau. Vaak na heel lang discussiëren, vaak als een compromis tussen verschillende belangen. Altijd als uitkomst van een ingewikkelde procedure waar het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie hun vinger in de pap hebben. En daar kun je van denken wat je wilt. Je kunt daar kritiek op hebben (ikzelf heb er flink wat kritiek op), maar die Europese Unie bestaat en heeft een enorme impact op het leven van de burgers in de lidstaten, dus ben je als vakbondsmilitant verplicht om daarmee bezig te zijn. Tenminste als je de belangen wilt verdedigen van de mensen die je vertegenwoordigt. En dat willen we toch?

Als we ons niet met Europa bezighouden, zal Europa zich in elk geval met ons bezighouden. En waarschijnlijk niet op de manier die wij graag willen.

‘De impact die Europa gekregen heeft op ons dagelijkse leven, ons werk, onze vrije tijd, … mag absoluut niet onderschat worden.’

Voor of tegen?
Durven we als vakbondsmilitanten nog zeggen dat we voorstander zijn van het Europese project? Hoeveel politici, laat staan vakbondsmensen, durven nog te zeggen dat ze achter de Europese Unie staan? Dat ze ervan overtuigd zijn dat samen­ werking over de landsgrenzen heen vooruitgang kan brengen voor alle Europese burgers? Durven we nog uit te leggen aan de jonge generatie dat de Europese constructie zorgde voor meer dan 75 jaar vrede in Europa? Herinneren we ons nog de tijd dat we vier verschillende betaalmiddelen nodig hadden als we met een vrachtwagen van België naar Portugal reisden: de Belgische en Franse frank, de Spaanse peseta en de Portugese escudo. En wie ergerde zich niet blauw aan alle papierwerk en de soms lange wachttijden aan de grenzen?

Het tegendeel is vandaag bon ton. Als je aan de doorsnee dokwerker in Antwerpen vraagt wat hij of zij van Europa denkt, dan zal je snel een heel negatief verhaal krijgen over diverse aanvallen op het statuut van de Belgische dokwerker. En over hoe Europese regelgeving wordt gebruikt om een goed statuut onderuit te halen.

Hetzelfde antwoord zal je krijgen van de trucker, die zijn baan bezoedeld ziet worden door de sociale dumping die in Europa welig tiert.
Een trucker die eerst Oost­Europese collega’s de markt zag overspoelen, gevolgd door werknemers uit landen van buiten de Unie: Oezbeken, Wit-Russen, Oekraïners en zelfs Filipijnen. Alle­ maal te weinig betaald, allemaal uitgebuit, alle­ maal ingezet in de race to the bottom die in de transportindustrie wordt georganiseerd.

En we weten heel goed dat de brexit niet alleen aan de rechterzijde gepromoot werd in Groot­ Brittanië. We kunnen Nigel Farage bezwaarlijk een progressief noemen. Maar ook heel wat werkende mensen, inclusief vakbondsmensen, voerden actief campagne voor de uitstap van Groot-Brittannië uit de Europese Unie. Of ze vandaag nog overtuigd zijn van die keuze is een andere vraag. Feit is dat ook een deel van de linkerzijde in Groot-Brittannië – inclusief de Labour Party – de brexit actief of minstens passief steunde. En laat ons wel wezen: ook Jeremy Corbyn, leider van Labour op het moment van de brexit, was niet echt duidelijk ter zake.

Nochtans was het idee om een Europese constructie op te zetten in beginsel een links en progressief verhaal. De Italiaanse socialist Spinelli schreef een blauwdruk over hoe Europa eruit zou kunnen zien toen hij op het eiland Ventotene gevangen zat. We schrijven jaren dertig van de vorige eeuw, toen de fascist Benito Mussolini aan de macht was in Italië. De legende gaat dat Spinelli zijn blauwdruk voor Europa neerschreef op sigarettenblaadjes, die in de bh van zijn latere vrouw buitengesmokkeld werden uit de gevangenis.

Internationalist
Zelf ben ik een internationalist. Ik voel niets voor nationalisme of het zich opsluiten in de nationale gedachte van een land of een regio.

Het was François Janssens, een vroegere voorzitter van het ABVV, de socialistische vakbondsfederatie in België, die me liet kennismaken met de krachtige boodschap van de Franse socialist Jean Jaurès. Aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog wilde hij de oorlog voorkomen. Maar hij werd vermoord door Raoul Villain, een Franse nationalist die net wel de oorlog met Duitsland wilde. Die laffe moord – hij werd van achter door het hoofd geschoten – toont aan hoe sterk Jaurès’ boodschap was. Hij was actief in de socialistische, internatio­ nale beweging. Jaurès wist dat oorlogen niet de oorlogen van de werkende mensen zijn, maar dat ze worden beslist door machtige groepen die het militair­industriële complex verrijken.

Oorlog en nationalisme gaan trouwens hand in hand. In de regio waar ik geboren ben, Vlaanderen, gaat nationalisme bovendien hand in hand met rechts. Meestal met autoritair rechts. De N­VA (Nieuw­Vlaamse Alliantie) die al twintig jaar op verschillende niveaus mee bestuurt in datzelfde Vlaanderen verdedigt een sociaal­ economisch programma dat rechts­liberaal genoemd mag worden. En het nog extremere Vlaams Belang pretendeert op te komen voor de gewone man en vrouw, maar steunt in de praktijk op een programma dat minimumlonen laag wil houden, loonmatiging verdedigt, dat tegen lgbtq+­ rechten ingaat.

Rechts en zeker extreemrechts surft trouwens op de anti­-Europese sentimenten die leven bij een groot deel van de bevolking. Bij populistisch rechts is het bon ton om een narratief in de markt te zetten dat zich afzet tégen de zogenaamde elite, tegen het establishment. Brussel, de hoofdstad van de Europese Unie, is daarbij een favoriet doelwit.

Journaliste en Europakenner Caroline de Gruyter stelt in een interview met de krant De Morgen: “Vóór brexit en vóór de Russische invasie in Oekraïne propageerden velen EU-­exit­scenario’s. Tot ze zagen wat voor ravage de brexit aanrichtte en hoe door Oekraïne supermachten op elkaar inbeuken boven onze hoofden. Zo beseften ook zij dat een landje alleen zwak staat. Daarom verstevigen alle lidstaten hun Europese overtuigingen en vervoegen landen als Finland (met de radicaal-rechtse Finnenpartij in de regering) de NAVO. Extreemrechts is dus afgestapt van het exit-discours. Nu willen ze het Europese podium op en Europa van binnenuit veranderen. Dat is hun nieuwe strategie. Het zal wel niet zo eenvoudig zijn, omdat ze ook nationalistisch blijven en nog veel overhoop liggen met elkaar. Maar over het beperken van sociaal-culturele vrijheden, zoals homorechten en persvrijheid, zie je ze met zijn allen wel al een vuist maken.”

Als we een antwoord willen bieden op het populistische anti-Europese discours van extreem- rechts, dan moeten we duidelijke keuzes durven te maken en de moed hebben om tegen dat simplistische en onrealistische discours in te gaan. Dan moeten we Europa durven te verdedigen.
Niet het huidige Europa: het Europa van de privatisering en de liberalisering. Maar een sociaal Europa. Zonder sociaal Europa is er geen Europa.

‘Het democratische gehalte van flink wat lidstaten gaat erop achteruit en dat dreigt over te slaan naar het Europees Parlement.

Een ander Europa

We moeten niet naïef zijn. Het Europa dat we vandaag kennen beantwoordt helemaal niet aan het project dat Altiero Spinelli en zijn kameraden beoogden.

Laat ons eerlijk zijn: Europa is voornamelijk een economische constructie. Met het vrije verkeer van goederen, mensen en diensten als heilige koe. Europa is vandaag een markt, waar het goed is om zaken te doen, waar het goed is om als privébedrijf (veel) geld te verdienen. Iedereen weet ook hoe hardvochtig Europa de Grieken heeft aangepakt tijdens en na de financiële crisis van 2008. Het land zat over de rand van het bankroet, en onder impuls van Duitsland werd het keihard aangepakt. De Grieken moesten bezuinigen. Het lijkt alweer vergeten, maar de gezondheidszorg in Griekenland zakte in elkaar, en in de pensioenen werd drastisch geknipt. De verkoop van openbare Griekse infrastructuur was een van de voorwaarden voor de noodleningen die Griekenland kreeg om te voorkomen dat het land failliet ging. De haven van Piraeus werd verkocht, het Chinese Cosco heeft een meerderheidsbelang van 67 procent. Ook Thessaloniki is in private handen. De exploitatie van veertien luchthavens is overgegaan naar de uitbater van de luchthaven van Frankfurt, en het personenvervoer per spoor is in handen van het Italiaanse Trenitalia.

Begrotingsdiscipline is een van de hoekstenen van de Europese constructie. Elk land waar de knipperlichten aangaan, krijgt per direct opmerkingen. De begrotingsregels zijn dwingend, de discipline is ijzersterk. Het dwingt lidstaten vaak te knippen. En dat gebeurt in de openbare diensten en in de sociale zekerheid. Bovendien bestaan die strenge regels niet op sociaal vlak. Als er al afspraken gemaakt worden in de sociale sfeer, dan zijn die niet dwingend. Zoals de Europese pijler van sociale rechten. Het is daardoor heel moeilijk om uit te leggen aan iemand die werkt bij de goederenafdeling van de Franse spoorwegmaatschappij SNCF dat Europa een positief en hoopvol project is. Diezelfde spoorarbeider ziet dat SNCF is gedwongen om de goederenafdeling te privatiseren, onder druk van Europese regelgeving. Met toch wel zware gevolgen voor het personeel.

We hadden het eerder al over de trucker die wordt geconfronteerd met sociale dumping (“allemaal de schuld van Europa”) of de havenarbeider
die moest vechten tegen verschillende haven­ pakketvoorstellen die een aanval waren op de bescherming van de havenarbeiders. Vaak voelen werkende mensen zich machteloos tegenover de mastodont die Europa heet. Begrijpelijk: de besluit­ vormingsprocedures op Europees niveau zijn complex, een gewone mens vindt er zijn of haar weg niet meer. Nochtans is het mogelijk om impact te hebben op het besluitvormingsproces in Europa.

Actievoeren in Europa loont!

De vakbondsacties tegen de verschillende havenpakketten in Europa zijn een mooi voorbeeld van hoe dokwerkers zich hebben verzet tegen de ramp­ zalige plannen van de Europese Unie om het goede statuut van dokwerkers in veel Europese landen uit te kleden.

Twee keer kwam Europa met een pakket aan maatregelen die de sector van de havens moest ‘regelen’. Of beter gezegd ontregelen. Het waren de Port Packages 1 en 2: twee pogingen om de lidstaten te dwingen om de beschermde statuten van de dokwerkers in Europa af te bouwen. Een van de pijnpunten was de selfhandling. Wat erop neerkomt dat de scheepsbemanning zelf schepen zou kunnen laden en lossen. Dat die activiteit een moeilijke, en zelfs gevaarlijke job is, dat weet een kind. Daarom worden dokwerkers goed opgeleid en leren ze hoe ze veilig een schip kunnen laden en lossen. Alleen een goed opgeleide dokwerker kan dat werk naar behoren uitvoeren. Ondanks die strikte regels en die wekenlange opleiding wilde de Europese Commissie daarvan af.

Tot twee keer toe werden voorstellen op tafel gelegd om het statuut van de dokwerkers onderuit te halen! Maar tot twee keer toe werden die pogingen gestopt. Niet omdat de dokwerkers vriendelijk vroegen aan de Europese Commissie om die voorstellen terug te trekken. Wel omdat de Europese dokwerkers tot actie overgingen: lobbyen bij politici, steun zoeken bij bevriende Europarlements­ leden, de straat opgaan en betogen, tot in Brussel en Straatsburg. Het verzet van de dokwerkers tegen de funeste voorstellen tot deregulering is een voorbeeld voor de arbeidersbeweging, en moet ons motiveren om te geloven in onze eigen kracht. Als we echt iets willen, dan kunnen we dat!

Maar ook het Europese mobiliteitspakket is een mooi voorbeeld van de invloed die we als transportarbeiders kunnen hebben als we dat
willen. Het is een pakket met maatregelen dat de Europese Commissie op tafel legde om de sociale dumping aan banden te leggen. De vaststellingen van de Commissie klopten, maar de zogezegde oplossingen waren een regelrechte ramp.

De Europese transportbond ETF slaagde erin om die rampzalige voorstellen bij te sturen tot een aanvaardbaar compromis. We haalden zeker niet onze volledige slag thuis. Maar we wogen op de discussies in het Parlement, de Raad en de Commissie. Hoeveel keer stonden we niet met vlaggen en spandoeken voor het Europees Parlement in Brussel en Straatsburg? Bij hoeveel meetings, contacten en hearings waren we niet aanwezig, met sterke dossiers en met schrijnende getuigenissen van chauffeurs? We werden gehoord. Opnieuw niet door het vriendelijk te vragen, maar door te demonstreren dat we macht hebben. De macht van de straat, kiezers, consumenten, werkende mensen …

De Europese verkiezingen van 2024

Van randverschijnsel naar dijkbreuk
In verschillende Europese landen is er een door­ braak van extreemrechtse, populistische en nationalistische politieke partijen. Viktor Orbán in Hongarije, een land dat lid is van de Europese Unie, stookt constant onrust in diezelfde Unie.

In verschillende Europese landen hebben we nu te maken met autoritaire regeringen, zoals in Hongarije. In Italië is een neofascistische partij
aan de macht in de persoon van Meloni. In Spanje was er alvast bij de regionale verkiezingen een doorbraak van de extreemrechtse Voxpartij en het conservatieve Partido Popular aarzelde niet om met hen in zee te gaan voor de vorming van de regionale parlementen. Bij de Spaanse vervroegde parlementsverkiezingen in juli 2023 won Partido Popular flink wat zetels en werd zo de grootste partij. Maar gelukkig behaalden ze niet genoeg zetels om samen met het extreemrechtse Vox een meerderheid te vormen. De Spaanse Socialistische Arbeiderspartij boekte zelfs zetelwinst na regeringsverantwoordelijkheid. Een nieuw Italiaans scenario werd tijdelijk (?) afgeblokt. In Finland maken de Ware Finnen deel uit van de regering.

De lijst wordt stilaan heel lang. Wat begon als een randverschijnsel wordt stilaan een dijkbreuk. Het is goed om even terug te kijken naar het politieke klimaat van voor de Tweede Wereld­oorlog. Ook toen waren de Italiaanse fascisten een randverschijnsel. Communisten en socialisten waren alomtegenwoordig in de Povlakte. Toch slaagde Mussolini (trouwens een ex-­socialist) erin om op vrij korte tijd de progressieven weg
te vegen en de arbeiders met dwang en verleiding voor zijn zaak te winnen. Laat het een les zijn. Het democratische gehalte van flink wat lidstaten gaat erop achteruit en dat dreigt over te slaan naar het Europees Parlement.

‘Er zijn goede argumenten nodig, strijdvaardigheid en overtuiging. Gelukkig heeft het vakbonden daar zelden aan ontbroken.

Linkse krachten mobiliseren
We zullen alle linkse en progressieve krachten moeten mobiliseren in 2024 om in het Europees Parlement de stem van Jan met de pet aan bod te laten komen, om de verzuchtingen van wie werkt nog een politieke vertaling te geven.

De twee traditionele machtsblokken, de fractie van de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten en de christendemocraten van EVP, dreigen hun gemeenschappelijke meerderheid te verliezen in het parlement. Dat betekent dat het moeilijker wordt om tot compromissen te komen tussen beide groepen. Bovendien zien we dat de EVP alsmaar meer populistische en ronduit rechts­radicale partijen opneemt in haar fractie. De rol van de EVP en haar leden is trouwens cruciaal. Zal die Europese fractie akkoorden maken met uiterst rechts om haar dominantie positie in het Europees Parlement veilig te stellen? Die kans bestaat en dat is ronduit zorgwekkend. De recente geschiedenis leert ons immers dat als gematigd rechts de standpunten van extreem­ rechts overneemt, datzelfde extreemrechts verder radicaliseert. Een ontsporing aan de (extreem) rechterzijde zit er zo zeker in.

De huidige fractieleider van de EVP, Manfred Weber, stuurt zijn fractie vandaag al rechtser. De rol die de EVP speelde in het recente debat over het klimaat is zorgwekkend. Hopelijk laten niet alle christendemocratische partijen zich meeslepen in de rechtse ontsporing en komt er tegengas van gematigde christendemocraten als het zover komt. De republikeinen in de VS ontspoorden door de Tea Party­beweging op die manier.

Caroline de Gruyter, een Nederlandse journaliste die vooral schrijft over Europese politieke ontwikkelingen, geeft in De Morgen het voorbeeld van de CSU in Beieren toen ook het extreem­ rechtse Alternative für Deutschland (AfD) daar groeide: “De conservatieve christendemocraten zagen hun stemmen minderen en gingen dan verrechtsen in een poging om kiezers terug te winnen. Maar dat lukte ze dus helemaal niet. Ze verloren steeds meer kiezers. Huidig Beiers cultuurminister Markus Blume maakte daar half 2020 een eind aan door in te gaan tegen het AfD. Hij zei toen iets wat ik nooit zal vergeten. Toen een krant hem vroeg waarom hij het stuur toch weer omgooide, antwoordde hij: “Du kannst ein Stinktier nicht überstinken!” Je moet niet harder willen stinken dan een stinkdier! Dat was gebleken uit de praktijk. Iedere keer als de CSU naar rechts opschoof en hun discours overnam, sprong het AfD toch nog verder naar rechts. Voor je het weet heb je het hele extreemrechtse gedachtegoed mainstream gemaakt.

Hoe rechtser de lidstaten worden, hoe rechtser de Europese Commissie en de Raad van de Euro­ pese Unie zullen zijn. De Europese constructie
is aan herziening toe. Laat ons ijveren voor een democratisch Europa met een rechtstreeks verkozen parlement dat veel meer macht heeft dan nu. Dat wordt trouwens bevestigd door Theo Francken van de Vlaams­nationalistische partij N­VA op sociale media: “Wat wel zo is, is dat ik sterk hoop op een grote centrumrechtse meerderheid in de Europese Raad en het Europees Parlement na 2024. Enkel zo zal Europa opnieuw weerbaar worden. Enkel zo kunnen we onder andere de illegale massamigratie stoppen. Met links lukt dat nooit. Dat bewijst het verleden (en heden).”

Progressieven over heel Europa: wees gewaarschuwd.

HENDRIK VOS
° 30.06.1972. België.
Professor Europese politiek aan de UGent. Columnist voor De Standaard. Auteur van het boek “Dit is Europa – de geschiedenis van een Unie”. Maker van de televisiereeks ‘Het IJzeren Gordijn’. Maker van de podcast ‘Het mirakel van Schuman’ over de geschiedenis van de eenmaking.

‘Het gevecht is altijd de moeite waard en nooit op voorhand verloren.

HENDRIK VOS

Op een rommelmarkt kocht ik laatst een wereldbol. Op de kaarten die wij vroeger op school te zien kregen, zag Europa er groot uit en lag het in het centrum van de wereld. Een wereldbol is eerlijker. Europa is in vergelijking met andere plekken op aarde klein en versnipperd, een lappendeken van veelal petieterige landjes.

Vandaag stoppen uitdagingen al lang niet meer aan grenzen: klimaatverandering, migratie, pandemieën, terreur, sociale uitbuiting, belasting­ ontwijking … Om die zaken aan te pakken, is een gezamenlijke benadering nodig. Elk apart zijn de Europese landen te klein en te onbeduidend om ermee om te gaan. De nationalistische roep om zoveel mogelijk bevoegdheden op het niveau van de afzonderlijke naties of hun regio’s uit te oefenen, komt neer op capitulatie: het is onmogelijk om in verspreide slagorde nog antwoorden te geven op de belangrijkste problemen van deze tijd. In werkelijkheid geef je dan vrij spel aan krachten die staten tegen elkaar kunnen opzetten. Grote bedrijven zullen niet aarzelen om er gebruik van te maken door te dreigen om naar de plekken te verhuizen waar de regels het soepelst zijn en waar ze ongestoord de grootste winsten kunnen maken, zonder zich veel te hoeven aantrekken van sociale afspraken.

Wellicht waren er in Groot-Brittannië aan de linkerzijde van het spectrum kiezers die zich hebben laten wijsmaken dat de brexit tot meer welvaart zou leiden of tot strengere sociale normen. Vandaag zien ze hoe naïef dat was: de welvaart is gedaald en als de koek kleiner wordt, is het vooral in de sociale programma’s dat er gesneden wordt. Een betere bescherming van de werknemers is er ook niet gekomen, integendeel.

De Britten proberen hun verloren concurrentiekracht op te krikken door goedkoop en met zo weinig mogelijk regels te werken. Geen werknemer wordt er beter van en een uitbreiding van de sociale rechten staat echt niet op de agenda. De architecten van de brexit, Boris Johnson en Nigel Farage op kop rentenieren intussen in grote weelde.

De beste garantie voor hogere sociale standaarden, is door afspraken te maken op een hoger, dus Europees niveau. Als elk land zijn eigen regels zou hebben over rij- en rusttijden, om maar iets te zeggen, zou er altijd druk zijn om de afspraken minder strikt te maken, met het argument dat er immers andere landen zijn waar het er lakser aan toe gaat: de race to the bottom.

Europa is wel degelijk een markt zonder slagbomen, maar het is geen Far West zonder regels en afspraken. Bedrijven die actief zijn op de gemeenschappelijke markt moeten zich houden aan allerlei wetten die te maken hebben met milieu- of consumentenbescherming en met sociale standaarden. Het is haast onmogelijk om eenzelfde niveau van wetgeving af te dwingen op nationaal vlak, iets wat ook de Britten nu vaststellen.

Het is moeilijk om elders in de wereld een plek te vinden waar het beschermingsniveau hoger ligt dan in de Europese Unie: of het nu gaat over veiligheid van speelgoed, voedselkwaliteit, pesticidengebruik of klimaatnormen, haast altijd zijn de Europese regels strenger dan elders. Dat betekent natuurlijk niet per se dat ze al krachtig genoeg zijn.

Ook in het sociale domein is Europa doorgaans strikter dan elders, met meer rechten voor werk­ nemers, maar tegelijk gaan de regels minder ver dan wat vakbonden zouden willen. Op sociaal vlak is Europa trager uitgebouwd dan op andere terreinen. Dat komt vooral omdat allerlei lidstaten dat in de loop van de voorbije decennia hebben verhinderd. Nogal wat landen wilden het recht hebben om de normen zelfstandig te verlagen, om zich zo interessanter ‘in de markt’ te zetten. Op het vlak van de fiscaliteit is het overigens net zo, en in nog sterkere mate.

Het goede nieuws is dat sociale organisaties, waaronder vakbonden, zich intussen goed bewust zijn van die dynamieken en eensgezind pleiten voor een gezamenlijke aanpak, gericht op hogere standaarden, strengere normen en een betere sociale bescherming.

Europese politiek is niet voorbestemd om naar rechts te zwenken. Het beleid moet steeds opnieuw gemaakt worden, en voor elke regel moet er een meerderheid gevonden worden, zowel onder de regeringen van de lidstaten als in het Europees Parlement. Als er voorstellen de ronde doen met nefaste sociale gevolgen, dan is het wel degelijk mogelijk om daar verzet tegen uit te bouwen, tegenkrachten te mobiliseren en de beleidsvorming in een andere richting te duwen. Ook het omgekeerde is waar, en minstens zo belangrijk: vakbonden kunnen zelf ook voorstellen doen en daarmee impact hebben, door mensen te overtuigen, een draagvlak uit te bouwen, parlementsleden te motiveren om er zich achter te scharen, regeringen van lidstaten mee de kar te laten trekken enzovoort. Dat is niet gemakkelijk: de meerderheden in vele lidstaten neigen naar rechts omdat veel mensen ook zo hebben gestemd – zo gaat dat nu eenmaal in een democratie. Maar het gevecht is altijd de moeite waard en nooit op voorhand verloren. Er zijn goede argumenten nodig, strijdvaardigheid en overtuiging. Gelukkig heeft het vakbonden daar zelden aan ontbroken.